Jutten
Rampen en reddingen
Dat je niet rijk wordt van het strand, weten de eilanders al heel lang. ‘Strand verrijkt niet, maar verruimt wel’ luidt een eilander gezegde. Toch kan een kijkje ‘op strand’ lonen, zowel vroeger als nu. Met de groei van de scheepvaart, nemen ook de ‘giften’ van de zee toe want - hoe treurig ook -ongelukken varen mee. In de Middeleeuwen reppen verslaggevers zelden over mensen die erbij omgekomen zijn, maar wél over lading die verloren gegaan is of aangespoeld. En dan doemt meteen het volgende probleem op, want van wie zijn die goederen eigenlijk? Koningen, graven en heren vinden dat de stranden en alles wat daarop aanspoelt als hun eigendom beschouwd moet worden. De kustbewoners moeten de spullen gaan bergen tegen een ‘redelijk’ bedrag. Maar in 1531 bijvoorbeeld wordt geklaagd dat de Terschellingers alles voor zichzelf houden en het onder elkaar verkopen. De eilanders laten het nog liever wegdrijven dan het voor hun heer te bergen. Een redelijk bergloon als lekkermakertje werkt nauwelijks. Maar tijden veranderen. Opvarenden worden belangrijker dan de lading. Er verschijnen redders op zee. Bijkomend voordeel is dat een opgeluchte kapitein meestal de berging van schip en lading gunt aan zijn redder. En er is op Terschelling heel wat geborgen en gejut: van vaten drank en hout tot gymschoenen en My Little Pony’s…